NL: Het Schot

World inside the Shot

Door: Ludmila Arzhannikova / 3x Olympiër

Beste vrienden, Dit artikel is geschreven om een handboogschieten​​techniek van de competitieschot met u te delen. De Techniek die zich heeft ontwikkeld op basis van normale fysieke, mentale en intellectuele vermogen, dat typisch is voor de meesten onder ons. De Techniek die haar uithoudingsvermogen gehaard heeft tijdens 20 jaar lange selectie van de nationale ploegen van Oekraïne, Rusland, de Sovjet-Unie, GOS en Nederland. Dat een aantal wereld records, een solide medaille verzameling heeft opgeleverd en deelname aan 3 Olympische Spelen mogelijk heeft gemaakt. Dit artikel is bedoeld voor schutters in een situatie waarin meerdere malen besproken technische element door de schutter toch is vergeten of zich heeft gemuteerd door het proces van het schieten van de één naar de ander wedstrijd. Het artikel ‘Het Shot’ bevat informatie over de volgorde van de schotelementen en de technische aspecten van het schot. Informatie voor de nieuwkomers in het wedstrijd schieten en voor de ‘doorwinterde’ wedstrijdschutters in vrijwel alle soorten boogschieten. De tekst is aangepast aan zowel rechtshandige dan wel linkshandige schutters.

Gebruikte termen

–       boog arm – arm bezig met de boog;

–       trek arm – arm bezig met de pees;

–       ankeren – de boog uitrekken tot contactpunten van de pees met het gezicht;

–       drie steunpunten van het schot – beide voeten en het drukpunt op het handvat van de boog

Tussen de haakjes is extra informatie (cursief) deze hoeft niet altijd te worden gelezen :).

 

Het wedstrijd schot

Uitgangssituatie: Een wedstrijd van hoge rang. Weersomstandigheden – ongunstig.

Fase 1 – de opbouw

Positie: De schutter is op de schietlijn met zijn zij tegenover midden van de schietschijf. Voeten zijn op schouderbreedte. De voeten zijn nagenoeg parallel aan elkaar en de schietlijn. De spieren van de benen en het buik in een licht spanen toestand. (Daarvoor heeft de schutter in een klein beweging zijn voeten geschoven heeft: haken naar elkaar, de tenen – naar buiten. Het maakt een gecontroleerde lichaamshouding van links – rechts.) Ademhaling van een gemiddelde diepte (om hyperventilatie te voorkomen). Het hele lichaam wijkt licht naar voren af van de verticale positie, het evenwichtsmiddelpunt hangt net boven de tenen (dit zorgt voor ruimte onder de kaak voor de trekarm en maakt een gecontroleerde lichaamshouding van naar voren – naar achteren). De hals is in de gehele lengte omhoog uitgestrekt. Het hoofd is zo gedraaid dat later de projectie van de pees in het midden van de boog en vervolgens de schietschijf te zien zal zijn. Hierbij is het hoofd in een klein knikje richting de schietschijf gebogen (het ontspant de nekspieren en is handig voor de plaatsing van de pees tegen de neus). De boog is nog steeds in een neerwaartse positie in een kwartgespannen toestand. (De kwartgespannen toestand neemt het werkelijke gewicht van de boog weg. Het laat de schutter nu al de rugspieren aan het werk zetten waarmee hij later de boog uitrekt voor het ankeren en vervolgens de haakvingers van de pees af te trekken. De beweging die hiervoor zorgt, is de verschuiving van het schouderblad richting de wervelkolom). De pijl is op de pees. De pijl is niet tussen de vingers geklemd. De pees is in de eerste bocht van de kootjes. De vingers vormen een haak om een de pees, die aan de onderkant van het trekarm schouderblad eindigt (het gedeelte vanaf de haakvingers tot en met de elleboog is passief, het gedeelte vanaf de elleboog tot en met het schouderblad is actief). De boogarm is uitgestrekt tot de maximale lengte in de richting van de boog (maximale lengte van de boogarm zal de schutter gebruiken tijdens de hele schot). De elleboog van de boogarm wordt (weg van de pees) naar beneden gedraaid, de hand bevindt zich op het drukpunt op het handvat van de boog. De schutter werpt een blik naar de vlag boven het doel om het mikpunt onder de weersomstandigheden met windstoten te bepalen. Wetende pressies waar hij gaat mikken en hoe hij zal schieten, de schutter voelt: – de drie steunpunten van het shot (het gevoel het via de lengte van zijn benen en via de lengte van zijn boogarm); – de rugspieren die betrokken zijn bij het kwartspannen van de boog. Hierbij kijkend naar het gekozen mikpunt, ademt in (niet te diep) en bij het begin van het uitademen platst vizier op gekozen mikpunt (de schouders blijven op hun natuurlijke hoogte, de boogarm – op maximale lengte).

Fase 2 – het schot 

Steunend met het vizier op het mikpunt (via de drie steunpunten van het shot), lijnt het hoofd fijn uit ten opzichte van de projectie van de pees op het midden van het boog (hiermee bereidt de schutter het ankeren met de pees op de neus en op de kin voor). Fijn uitlijnen en mikken doet hij met het oog aan de zijde van trekarm, het andere oog is halfdicht (het helpt  het gevoel van de verticale vlakte van het schot). Voor zover mogelijk, zonder de projectie van de pees uit het oog te verliezen, trekt de boog, steunend op de drie steunpunten van de schot, verder uit. Ankert met 1 beweging de pees op de neus en de kin, pijlpunt onder de klikker en de elleboog in de horizontale lijn van de schot. Hij is nu op de helft van het uitademen en houdt hier de adem vast. (Bij het ankeren van de pees werpt even een blik op de klikker, om vast te legen hoever de pijl onder de klikker is en koppelt het samen met het gevoel van hoe dip de pees in de kin zit en met de groeiende spanning van de rugspieren). Nu weet hij pressies hoeveel “doortrekken” tot het klikkergeluid voor hem staat te wachten en kijkt terug naar de korrel (terwijl hij nog steeds de spanning van de rugspieren geleidelijk opbouwt voor het afmaken van het schot). Fijn mikkend, trekt de schutter rustig de boog verder uit door het klikkergeluid en “door het vizier” heen (een non stop beweging van de hele trekarm door het schouderblad richting de wervelkolom heen te drukken). Hierdoor wordt de elleboog richting de rug bewogen en worden de vingers om de pees heen weg gedrukt. (Dit gebeurt door de vermindering van de vingergreepdiepte op de pees, terwijl er niets aan de spiertonus van de vingers verandert – ze blijven passieve hak vormen). De minder diepe haakvingers wordt van de pees afgetrokken en glijdt van de pees af naar de nek toe. Vanaf het moment van het lossen van de pees tot en met het moment dat de pijl de schietschijf raakt, blijft de houding van de schutter in dezelfde spiertonus. De schutter voelt: – de drie steunpunten van het shot (het gevoel het via de lengte van zijn benen en via de lengte van zijn boogarm); – de rugspieren die betrokken waren bij het kwartspannen van de boog zijn nu aan het drukken de onderkant van het schouderblad maximaal tegen de wervelkolom. Terugslag van de boog wordt gedempt in de drie steunpunten van het shot, de boog wordt in de vrije sprong en val door het riempje op de  vingers of pols-sling  opgevangen. De schutter blijft gericht op het mikpunt op de schietschijf (volgt de pijlvlucht niet). Op het moment dat de pijl het mikpunt raakt voelt de schutter de volledige horizontale lijn van het schot na vanaf de pijl in de schijf tot en met vingers op de nek en hersteld de ademhaling. Als het nodig is om spanning af te schudden, halt de schutter diep en snel adem in, om vervolgens intens uit te ademen. Onthoudt het beste aspect van dit schot, houdt de wind in de gaten, nokt de volgende pijl, voelt depositie van de voeten en de drukpunt in het handvat. Als alles goed gaat, concentreert hij zich op het element van het schot die de meeste centershots oplevert. Als het tegen zit, reconstrueert steeds in zijn verbeelding de volgorde van maximaal 3 elementen met in het midden element waaraan hij twijfelt. Als het in het bijzonder een pech dag is en hij tijdelijk niet in staat is om een technische fout te definiëren concentreert hij zich op het ritme van het schot. (Dezelfde ritme van de schoten betekent dezelfde opbouwvolgorde van de schotelementen. Juiste volgorde van opbouw van het schotelementen zal op zichzelf al technische fouten in een wedstrijd omgeving te voorkomen.)

Redactie door Michael Arzhannikov / 4x Nederlands Kampioen/ Jong Oranje/ Recurve

 

Ludmilla Arzhannikova-Nikiforov Roots:

Geboren in de Sovjet Unie op 15 maart 1958, gehuwd en moeder van 2 kinderen. Gediplomeerd sportpedagoge, postuniversitaire opleiding (proefschrift over ontwikkeling van psychisch uithoudings-vermogen in topsport), schiettechnisch analist, gediplomeerd webdesigner (Grafisch Media Instituut Amsterdam). Hobby’s: lezen, tekenen, praten over handboogsport. Lid van de NHB sinds 1992. Lid van Atletencommissie FITA (nu World Archery) 1995-1997, Lid van Atletencommissie NOC*NSF 1999-2002. Initiator van Face2Face toernooi in Amsterdam, ereteken van FITA “Consejo superior de deportes”  en van de Sovjet Unie “Za trudowoe otlichie” voor verrichtingen in de sport. Erelid van KNHS Concordia te Amsterdam.

Hoe ben ik in Nederland terecht gekomen?

In 1991 was mijn man Sergej uitgenodigd om in Amsterdam te gaan werken bij Waterpolovereniging Het IJ. Na enige tijd werd zijn contract verlengd en na 5 jaar hebben wij naturalisatie aangevraagd en gekregen. Hiermee samenhangend ben ik toen gevraagd om deel uit te maken van het Nederlands handboogteam. Na mijn eigen schietcarrière ben ik mij op vrijwillige basis gaan bezig houden met begeleiding van sporters die deel uitmaken van kernploegen in de vroegere Sovjet Unie en Nederland. Het is fijn om te zien hoe sporters in hun leerproces eenvoudiger, vreugdevoller en op een hoger niveau presteren.

Sportieve staat van dienst

Begonnen met beoefenen van de handboogsport in 1974

Nederland

Lid kernploeg 1993-1997

Olympische Spelen

WK Outdoor

EK Outdoor

EK Indoor

Europese Grand Prix

NK Outdoor

NK Indoor

Records

 

 

1986 Atlanta USA

1995 Jakarta, Indonesië

1996 Tsjechië

1995 België

1995

1995, 1996

1994, 1995

60p 25+18m

FITA outdoor

60m

1/8 finale

1/8 finale

brons met team

1/8 finale

1e  plaats (en plaatsing OS 1996)

1e plaats

1e plaats

575 punten

1337 punten

337 punten

Sovjet Unie

Lid Kernploeg Oekraïne 1978-1980

Lid Kernploeg voormalige Sovjet Unie 1980-1992

Olympische Spelen

 

 

WK Outdoor

 

 

 

 

 

EK Outdoor

 

 

 

EK Outdoor

 

 

EK Indoor

 

 

 

Grand Prix

1992 Barcelona, Spanje

1984 Seoel, Korea

 

1991 Krakow, Polen

1989 Lausanne, Zwitserland

1987 Adelaide, Australië

1985 Seoel, Korea

 

 

1988 Luxemburg

1986 Izmir

1982 Plzen

 

 

 

 

1987 Parijs, Frankrijk

 

 

 

1991

3e met team (GOS)

4e individueel en team

 

2e plaats met team

3e plaats met team

1e plaats met team

2e plaats individueel

1e plaats met team

 

1e plaats individueel

1e plaats individueel

3e plaats individueel

 

Met team 6 x Europees Kampioen en 1 x brons

 

1e plaats individueel

Met team 1 x Europees Kampioen

 

1e plaats individueel

 

Wereldrecords

FITA individueel (1327 – met aluminium pijlen, 1332 – met carbon pijlen), afstand (60 m 336 – met aluminium pijlen), team (2 keer)-  5 stuks in totaal.